STAP 3 Portfolio en Assessment - Algemene Info
Hoe stel je een portfolio samen?
Het portfolio is een zelf samengesteld dossier met bewijsstukken uit je eigen praktijk om je verworven competenties aan te tonen. De opleiding dient de derdelander een overzicht aan te reiken van de te realiseren competenties eigen aan de opleiding.
Per leerresultaat moet je als derdelander een overzicht geven van jouw leer- en werkervaring. Je zal een map van bewijsstukken aanleggen waarmee je aantoont dat je voldoende relevante ervaring hebt m.b.t. de verschillende leerresultaten en bijhorende gedragsindicatoren. Mogelijke bewijsstukken zijn: evaluatieverslagen, werkervaring, maquettes, papers, verslagen van praktijkervaring, reflecties op cases, publicaties, eindproducten of presentaties, verslagen uit het werkveld waarin jij genoemd wordt, opleidingscertificaten,… Dit betekent dat je zoveel mogelijk informatie verzamelt waarmee je de assessoren kan overtuigen dat je de leerresultaten beheerst. Ook Elders Verworven Kwalificaties (EVK) kan je opnemen in je portfolio, zoals diploma’s, afgelegde opleidingsonderdelen in het land van herkomst of in een ander land, e.d.
Voor elk van de bewijsstukken die je aanlevert in het portfolio moet je aangeven hoe die het leerresultaat van de opleiding afdekken. Immers als het bewijsstuk niet aantoont dat je het leerresultaat effectief bezit, kan deze ook niet als verworven beschouwd worden. Daarnaast is het belangrijk dat je reflecteert over de bewijsstukken die je verzamelt in het portfolio en dat je bewijst dat je in staat bent om wat je via (werk)ervaring hebt geleerd te verbinden met de leerresultaten van de opleiding.
Hoe wordt een portfolio beoordeeld?
Er zullen minstens twee juryleden zijn die onafhankelijk van elkaar een oordeel geven over jouw competenties. Zij zullen de waarde bepalen van de ingeleverde bewijsstukken in het licht van de leerresultaten van de opleiding. De juryleden beschikken over heel wat expertise en kennen de inhoud van de opleiding grondig. De juryleden komen onafhankelijk van elkaar tot een oordeel. Tijdens het beoordelen van het portfolio wisselen de juryleden geen informatie uit. Ze maken elk een verslag van het onderzoek dat ze hebben uitgevoerd. Dit verslag wordt samengebracht op de assessmentdag, waarop ze gezamenlijk tot een eindbeslissing komen.
Criteria waarop bewijsstukken worden beoordeeld:
- Authentiek: ze vormen een bewijs van het presteren van de kandidaat zelf;
- Actueel: ze weerspiegelen het huidige competentieniveau van de kandidaat;
- Relevant: ze zijn voldoende toereikend om relevante elementen van een competentie/leerresultaat te dekken;
- Kwantiteit: ze verwijzen naar een voldoende lange periode van activiteiten;
- Variatie in contexten: ze verwijzen naar een voldoende variatie in handelings- of opleidingscontexten.
Tips voor je portfolio!
Zorg voor een duidelijke structuur: houd de volgorde van de leerresultaten aan
Maak het concreet: kunnen de juryleden nagaan hoe je de competenties in de praktijk beoefende? Attesten van vormingen e.d. zijn niet voldoende; toon aan dat en hoe je het geleerde in de praktijk hebt omgezet.
Geef je afwegingen en beslissingsproces weer en reflecteer erop.
Het assessment
Het assessment wordt als aanvulling bij en/of verdieping van het portfolio gebruikt. Tijdens het interview bevraagt het jurylid je op een gestructureerde manier over jouw competenties. Op basis van je portfolio en andere assessments wordt beslist welke competenties verder bevraagd worden in een interview. Men vraagt naar reflecties en concrete voorbeelden die aantonen dat je de competentie of het leerresultaat beheerst. Hierdoor wil men zo een specifiek en nauwkeurig mogelijk beeld krijgen van de mate waarin je de competentie beheerst. Je kan je enkel voorbereiden op het assessment door het portfolio nog eens goed te herlezen en jezelf af te vragen welke vragen de juryleden zouden stellen om na te gaan of je de competenties of leerresultaten echt wel zelf beheerst. Het interview wordt afgenomen door een jury die bestaat uit minstens twee juryleden die aan de opleiding verbonden zijn, eventueel aangevuld met een externe persoon uit het werkveld.